Pickleball klinkt als een gerecht met augurk of een zuur balspelletje, maar niets van dat al. Het is een opkomende tak van sport, en niet zomaar een: het is zelfs de snelst groeiende sport van Nederland. Wat begon als een Amerikaanse hype, verovert nu ook Nederlandse sporthallen, tennisbanen en schoolpleinen. Jong én oud grijpen massaal naar het wiffle balletje en het korte racket.
Razendsnel spel
Pickleball lijkt op een mix van tennis, badminton en tafeltennis. Je speelt het meestal twee tegen twee, maar één tegen één is ook mogelijk. Het wordt gespeeld op een veld dat kleiner is dan een tennisbaan en dat maakt het spel laagdrempelig en snel. De rackets zijn plat en van kunststof, het balletje is licht en gaat minder hard dan bij tennis. Daardoor blijft de rally vaak lang doorgaan.
De spelregels zijn eenvoudig en dat maakt het ideaal voor beginners. Maar vergis je niet: fanatieke spelers gaan flink los en op hoog niveau is het spel allesbehalve sloom.
Toernooien
Op steeds meer plekken in Nederland wordt pickleball omarmd. Groepjes spreken af in sporthallen en zetten aparte velden af. Ook worden banen aangelegd bij recreatieparken en tennisverenigingen. Deze clubs organiseren pickleball-avonden en er staan zelfs al heuse toernooien in de agenda. In sommige steden kun je het al wekelijks spelen met vaste groepen.
Voor ouderen is het een uitkomst, omdat het minder belastend is voor knieën en gewrichten. Maar ook jonge sportievelingen raken verslingerd aan het snelle spel.
Waar komt die naam eigenlijk vandaan?
De sport werd in de jaren zestig bedacht in de VS. De sport zou vernoemd zijn naar het hondje van de oprichter, Pickles, dat het balletje steeds wegsnaaide. Volgens een ander verhaal komt de naam van een ‘pickle boat’ – een boot vol bijeengeraapte roeiers, die net als bij dit spel allerlei sporten samenbrengt. Wat het echte verhaal ook is: de naam blijft hangen. En dat geldt ook voor het spel zelf.