“Mijn middelste dochter heeft drie kinderen, twee zoons en een dochtertje. De oudste is inmiddels 9, maar ik heb hem net als de andere twee al drie jaar niet gezien.” Annebel (68) vertelt aan Kramakkel hoe erg ze haar kleinkinderen mist en dat ze zich schaamt voor het gebrek aan contact.
“Ik heb het nooit aan mijn vriendinnen verteld. Als we samen gaan lunchen vertellen zij honderduit over hoe ze wekelijks gaan oppassen, over uitjes naar de dierentuin en wat hun kleinkinderen allemaal al kunnen. Ik praat volop mee en laat mijn fantasie de vrije loop: met de oudste ben ik al naar de Efteling geweest en de jongste is een vrolijke krullenbol die altijd Rummikub wil spelen. Het doet me pijn, niet alleen het liegen, maar vooral: ik had dit zo graag echt met ze gedaan. Vaak moet ik thuis even huilen, zeker als ik naar de foto’s van die lieve snoetjes kijk.
Want het is niet altijd zo geweest. Tot drie jaar geleden was ik net zo’n fanatieke oppasoma als mijn vriendinnen. Mijn dochter en haar man gingen werken. Maar zij deed dat vanuit huis. Meestal zat ze op zolder en bemoeide ze zich niet met wat ik aan het doen was met de kinderen. Ik ben van nature wat strenger dan zij. Zij vindt echt alles goed. Als de kinderen hun boterham van hun bord gooien, is het: lust je misschien wat anders, terwijl ik zou zeggen: oprapen en opeten.
Dambord door de kamer
Op een keer ging het mis. Mijn dochter was kennelijk op de eerste verdieping met de was bezig en hoorde me beneden met de kinderen spelen. De oudste, ik zal hem Thijs noemen, werd kwaad omdat hij een potje dammen van mij verloren had. Ik vind dat je kinderen vanaf een jaar of 6 echt niet per se meer hoeft te laten winnen. Maar daar dacht Thijs anders over. Hij smeet het dambord mijn richting op en riep: stomme oma. Ik schrok en riep hem tot de orde: zo praat je niet tegen me, zei ik, en ik strafte hem door hem naar zijn kamer te sturen.
Daarop kwam mijn dochter stampend de trap af. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om zo tekeer te gaan tegen haar zoon. Hij stond ondertussen gniffelend achter haar. Ik zei wat er gebeurd was, maar al had ie me de kop ingeslagen, ik had er niets van mogen zeggen. Ze stuurde me naar huis. Ik was ook kwaad en dat was eigenlijk het laatste contact dat we hadden. Lijmpogingen van haar en mijn man liepen op niets uit. Ik heb tot twee keer toe mijn excuses aangeboden, maar kreeg direct weer allemaal verwijten naar mijn hoofd geslingerd over hoe ik vroeger ook al te streng voor haar was en dat ze daar nog steeds last van heeft. Mijn andere dochter, die zelf geen kinderen heeft, vindt dat allemaal gezeur en staat achter me. Zij vindt dat de opvoeding van haar zus veel te slap is, maar ja, ze moet dat natuurlijk zelf weten. Ik heb daar ook verder nooit iets van gezegd. Iedereen doet het tenslotte op zijn manier. Maar het slot van het liedje is wel dat ik mijn kleinkinderen niet meer mag zien. En dat doet pijn, veel pijn.”